Toen Joyce twaalf was, kreeg haar vader een gevangenisstraf van zeven jaar. Het was een heftige periode. “Er is nood aan aanklampende hulpverlening voor kinderen van gedetineerden”, zegt ze vandaag. Ook professor An-Sofie Vanhouche (VUB) wil meer aandacht voor papa’s en mama’s in detentie. uit  Sociaal Net, Marijn Sillis , 31 augustus 2022

TABOE

Hoeveel Belgische kinderen en jongeren vandaag een ouder in detentie hebben, is moeilijk te achterhalen. Volgens een rapport van La Ligue des Familles, de Waalse Gezinsbond, ging het enkele jaren geleden over zo’n 17.000 kinderen. Ongeveer de helft van alle gedetineerden in Belgische gevangenissen zou (minstens) één minderjarig kind hebben. ‘Kinderen van ouders in detentie vallen vaak ten prooi aan gevoelens van schaamte, depressie en eenzaamheid.’ Kinderen van ouders in detentie zitten in een erg kwetsbare positie. Ze moeten hun ouder missen bij het opgroeien en vallen vaak ten prooi aan gevoelens van schaamte, depressie en eenzaamheid. Tegelijk komt heel het gezin onder druk te staan. De afwezige ouder kan niet voor extra inkomen zorgen en kost het gezin heel wat middelen en tijd, zoals in het Franstalige rapport duidelijk wordt. “Voor mij was het moeilijkste het taboe dat erop rust”, zegt Joyce (29). Omwille van privacyredenen getuigt Joyce zonder vermelding van haar familienaam. Ze combineert haar job vandaag met een masteropleiding criminologie. Tijdens haar kinderjaren kwam haar papa meermaals in de gevangenis terecht. Tussen haar twaalfde en negentiende zat hij een langere straf uit. “Ik herinner me dat vooral als een eenzame periode.” “Mijn mama en ik hadden het er uiteraard vaak over”, gaat Joyce verder. “Maar buiten de cocon van ons gezin mocht er niet over gepraat worden, uit angst voor de reacties van anderen of de gevolgen voor mijn toekomst. Ik begreep dat niet. Ik had toch niets fout gedaan? Waarom zouden de feiten van mijn vader mij definiëren? Het leek alsof we mededaders waren, terwijl wij net ook slachtoffer waren.”

MOEILIJKE BEZOEKEN 

De eerste gevangenisstraffen van Joyce’ vader waren tijdens haar jongste kinderjaren. De detentie werd aanvankelijk voor haar verzwegen, maar hoe klein ook, Joyce wist dat er iets fout zat. “Als kind voel je veel aan. Het is beter om kinderen, hoe jong ook, duidelijk te maken wat er aan de hand is. Zwijgen maakt het taboe alleen maar groter. Kinderen gaan dan zelf een verhaal maken dat mogelijk erger is dan de waarheid.” ‘Zwijgen maakt het taboe alleen maar groter.’ De ouders van Joyce gingen uit elkaar voordat haar vader voor zeven jaar in de gevangenis belandde. Joyce koos er voor om haar vader te blijven opzoeken. “Mijn moeder wilde geen contact meer met hem, maar liet mij daarin vrij. Gelukkig waren er mensen – een schooldirectrice, vrienden van mijn moeder – die me hielpen bij die bezoeken.” Want zo’n bezoek klinkt makkelijker dan het is. Er wordt amper rekening gehouden met de afstand tussen de gevangenis en de woonplaats van de gedetineerde en zijn gezin. Bovendien liggen sommige gevangenissen afgelegen, quasi onbereikbaar met het openbaar vervoer. Voor veel volwassenen is het al moeilijk om op de verplichte bezoekuren – doorheen de werkdag – in de gevangenis te geraken. Voor kinderen wordt het quasi onmogelijk als ze geen hulp krijgen. “De mensen die mij hielpen, moesten daar serieuze inspanningen voor doen”, aldus Joyce, die vanuit Oostende eerst in Gent en later in Brugge moest geraken. “Er is de rit heen en terug, je moet vroeg aanwezig zijn voor alle controles en dan is er het bezoek zelf. Wij waren meer dan een namiddag kwijt voor dat korte bezoekje.”

GEEN BAND

Als ze er al geraken, komt er voor kinderen het probleem bij dat ze tijdens een bezoek vergezeld moeten zijn van een volwassene. In sommige gevangenissen staan er vrijwilligers paraat om die taak op zich te nemen. Maar dat is per gevangenis anders. Net zoals de sfeer die er heerst. “Aan Gent heb ik goede herinneringen. Daar was een mooie ruimte voor kinderbezoek, en werkten bekwame en vriendelijke mensen. Maar Brugge was voor mij dan weer veel killer en onvriendelijker. Het maakt zo’n gevangenisbezoek heel ingrijpend voor een kind.” ‘Het is voor gedetineerden enorm duur om te bellen.’ Maar Joyce moest er door, want de wekelijkse bezoekjes waren, hoe pijnlijk ook, een van de weinige manieren om contact te houden met haar vader. “Al kan ik niet zeggen dat we echt een band konden behouden, laat staan opbouwen.” Het enige alternatief voor Joyce was wachten op een telefoontje uit de gevangenis. “Maar wat bijna geen mens weet: het is voor gedetineerden enorm duur om te bellen.” Een brief sturen kon natuurlijk ook. Maar spontane gesprekken, om een heuglijk nieuwtje te delen of even te ventileren, zaten er nu eenmaal niet in. “Het had allemaal een grote impact”, vertelt Joyce. “Omwille van het taboe is nooit gevraagd hoe het mij ging. Ik had het geluk dat ik een hele sterke, stabiele moeder had. Maar je blijft toch zitten met bepaalde negatieve gevoelens. En net omdat niemand er naar vraagt, kan je die niet kanaliseren. Op mijn zesentwintigste heb ik om die reden zelf de stap naar de psycholoog gezet. Om de situatie te kunnen plaatsen en de gevolgen te kunnen verwerken.” Ervaringsdeskundige Joyce: “Er is de rit heen en terug, je moet vroeg aanwezig zijn voor alle controles en dan is er het bezoek zelf. Wij waren meer dan een namiddag kwijt voor dat korte bezoekje.”

AANKLAMPENDE HULP

luisteren

Tijdens ons gesprek zegt Joyce verschillende keren dat ze geluk heeft gehad. “Dankzij de steun uit mijn omgeving ben ik er met weinig kleerscheuren doorgekomen. Ik functioneer goed, heb een mooie job, ga stabiel door het leven.” Maar veel anderen hebben minder geluk. Kinderen van een ouder in detentie zitten niet altijd in de beste socio-economische situatie. Als er sprake is van armoede, maakt een gevangenisstraf die situatie alleen maar erger. Vaak komt ook jeugdhulp in het spel, wat een extra impact heeft op kind en gezin. ‘Nooit heeft iemand mijn moeder en mij hulp geboden, ons proactief verteld waar we terechtkonden met al onze vragen.’ Hoewel we dat allemaal eigenlijk wel weten, is er veel te weinig aandacht voor deze kinderen, zegt Joyce. “Nooit heeft iemand mijn moeder en mij hulp geboden, ons proactief verteld waar we terechtkonden met al onze vragen en bezorgdheden”, stelt de twintiger. “Altijd moesten wij de eerste stap zetten. Voor kinderen is dat quasi onmogelijk. Nog los van hun leeftijd, is er het stigma. Mensen die zich schamen, zetten de eerste stap niet. Er is een grote nood aan aanklampende hulpverlening.” Omdat ze iets wil terugdoen voor kinderen in een gelijkaardige situatie, doet Joyce voor haar masterproef onderzoek naar kinderen in detentie. Ze was vrijwilliger voor kinderbezoeken in Gent. Samen met een lotgenote bekijkt ze nu of ze op termijn een organisatie kunnen oprichten voor kinderen met ouders in detentie. “Idealiter gebeurt die hulpverlening vanuit justitie of welzijn, maar de ‘instituten’ zijn te log om snel resultaten te kunnen boeken.”

VERSNIPPERDE HULPVERLENING

Als je Joyce vraagt waar kinderen in een gelijkaardige situatie vandaag terechtkunnen voor hulp, moet ze het antwoord schuldig blijven. “Ik zou zeggen: justitieel welzijnswerk van de Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW). Maar daar ligt de focus vooral op de begeleiding van de gedetineerden zeldf, en op de kinderbezoeken. Niet op outreachen werken naar familie en kinderen.” ‘Kinderen van ouders in detentie zijn een vergeten doelgroep.’ “Organisaties zoals het CAW die die rol kunnen opnemen, zijn regionaal georganiseerd. Je kan zelf wel de stap zetten naar een OCMW of naar psychologische hulp, en verder moet je vooral geluk hebben met vrijwilligers, zoals tijdens kinderbezoeken. Maar ook die vrijwilligers zijn regionaal georganiseerd. Word je papa overgeplaatst, kan je weer van nul beginnen. De hulpverlening is dus heel erg versnipperd.” Hoewel hun aantal niet gering is, zijn kinderen van ouders in detentie een vergeten doelgroep, besluit Joyce. “Terwijl het voor zo’n kwetsbare groep net belangrijk is dat ze opgemerkt wordt. Kinderen van ouders in detentie zouden standaard ergens terecht moeten kunnen. Iemand moet hen vanaf het begin assisteren, iemand die zegt wat er gaat gebeuren. Dat het oké is, dat ze geen uitzondering zijn en dat er hulp is.” En dat allemaal vanuit het perspectief van het kind, benadrukt ze. “Zeker sociaal werkers moeten daarin een rol kunnen spelen. Al zitten ze vandaag vaak vast in administratie en structuren. Terwijl kinderen net iemand nodig hebben die er simpelweg is. Die hen ziet. Die naast hen staat.”

AMPER ONDERZOEK

Joyce pleit onder meer voor een expertisecentrum, een plaats voor onderzoek, good practices en lotgenoten. Zoals Expertisecentrum KIND in Nederland. Maar dat lijkt nog ver weg, simpelweg omdat er in ons land amper onderzoek gebeurt naar dit thema. “Er is inderdaad heel weinig coherent onderzoek naar de ouder-kindrelatie in detentie”, bevestigt professor criminologie An-Sofie Vanhouche (VUB). ‘Structurele hulp zou voor iedereen beter zijn.’ Vanhouche benadrukt dat het een genuanceerd verhaal is. “Er is een verschil tussen mama’s in detentie, die nu wel al wat aandacht krijgen, en papa’s. Maar ook tussen korte en lange straffen, jonge en oudere kinderen. In het geval van criminaliteit of geweld in het gezin, kan de tijdelijke afstand tussen ouder en kind bijvoorbeeld soms wel wenselijk zijn.” Hoe dan ook schiet het onderzoek momenteel tekort. En dat is, gezien de impact van ouderdetentie op kinderen, pijnlijk. Het lijkt binnen de institutionele context van justitie moeilijk om veel openheid voor kinderen te voorzien. Hier en daar wordt in de gevangenis een bezoekkamer opgefleurd of verschijnt een speelhoekje. “Sinds Covid-19 is er de mogelijkheid om af en toe een videogesprek te doen”, aldus Vanhouche. “Dat is een goede evolutie, al moeten we erover waken dat het videogesprek het fysieke bezoek niet verdringt.”